U bent hier
Tussenkomst Annick De Ridder begrotingsbesprekingen
Op 16 en 17 december vonden de plenaire begrotingsbesprekingen plaats in het Vlaams Parlement. Daarin worden de cijfers en de begroting voor 2016 besproken, een belangrijk ogenblik van parlementaire controle. Hieronder vindt u mijn tussenkomst over het onderdeel Mobiliteit & Openbare Werken.
Mijnheer de voorzitter, minister-president, ministers, collega’s,
Ik overloop alvast drie voor onze fractie belangrijke topics, namelijk combimobiliteit, openbaar vervoer en investeringen in infrastructuur. Verder zullen mijn collega’s het nog over verkeersveiligheid en het spoor hebben.
Ten eerste: combimobiliteit. We moeten afstappen van de verkokerde visie op mobiliteit. Auto, deelauto, fiets, het openbaar vervoer, of buurtbus, zijn complementair, en we moeten mensen meer aanmoedigen tot een gevarieerd en gecombineerd gebruik ervan. Het is onze ambitie om de Vlaming te verleiden om minstens een deel van zijn traject af te leggen met een alternatief voor de auto.
Deze ketenbenadering betekent dat er extra aandacht besteed zal worden aan het ontwikkelen van knooppunten en overstapmogelijkheden (of het nu van auto naar bus of fiets is, of naar trein, en omgekeerd).
Tweede punt: het openbaar vervoer.
De basismobiliteit heeft in het verleden haar verdiensten gehad. In absolute cijfers zijn er vandaag meer mensen die gebruik maken van het openbaar vervoer dan pakweg 15 jaar geleden. Maar we moeten eveneens vaststellen dat het aandeel van openbaar vervoer in woon-werk verkeer en in het totale verplaatsingsgedrag van de Vlaming ongewijzigd bleef. Dit moet anders. In de toekomst zal de omslag gemaakt worden naar basisbereikbaarheid.
En vlak voor de zomer hebben we in deze vergadering een resolutie gestemd, waarin duidelijke keuzes staan met betrekking tot de invulling van deze basisbereikbaarheid, mijnheer de minister: de hiërarchische opbouw van ons vervoersmodel, een meer vraaggericht openbaar vervoer, het beter betrekken van private partners, een onafhankelijke regisseur en medezeggenschap voor de steden en gemeenten.
We kijken dan ook met belangstelling uit naar de conceptnota van de VlaReg over de toekomstige organisatie van ons openbaar vervoer, dat door een stipte, kwaliteitsvolle en vraaggerichte dienstverlening de Vlaming ertoe moet verleiden de overstap naar openbaar vervoer te maken.
Daarnaast, en dat is meteen het laatste punt dat ik wil aanraken, blijft de Vlaamse regering ook investeren, in infrastructuur, en in onze havens. Ik herhaal nog eens kort dat het een goede zaak was dat de VlaReg na een positieve MKBA volop de kaart trok van Deurganckdok. We vernamen recent helaas dat ook dat dossier in een juridisch moeras dreigt te verzanden. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe dramatisch dat zou zijn voor de toekomst van de Antwerpse haven, en de bijhorende tewerkstelling. En ik hoop dan ook dat de Vlareg spoedig actie onderneemt.
Tot slot: Het Masterplan 2020. Met de keuze voor een overkapte Oosterweelverbinding, verenigt men het beste van twee werelden: de aanleg van de derde Scheldekruising, om komaf te maken met de files, én de overkapping van de Antwerpse ring, wat uiteraard de leefbaarheid van de stad ten goede komt. Met de aanstelling van Alexander D’Hooghe van het MIT (Massachusetts Institute of Technology) zetten we opnieuw een belangrijke stap vooruit. En in de komende maanden zal deze intendant de overkappingsplannen moeten concretiseren.
Het Masterplan Antwerpen gaat echter om meer dan het rondmaken van de Antwerpse ring: het bevat een totaalpakket aan investeringen, waaronder tramverbindingen, verhoging bruggen Albertkanaal, aanleg van fietspaden. Eigenlijk is het het schoolvoorbeeld van het combimobiliteitsverhaal waar ik mijn tussenkomst mee startte: enkel door een én-én verhaal zullen we onze mobiliteit kunnen vlottrekken. En laat dat exact de kern van het beleid zijn van deze minister van mobiliteit, die daar dan ook onze volledige steun voor krijgt.