U bent hier
Annick De Ridder wil aparte regisseur voor Vlaamse mobiliteit
Het concept basismobiliteit heeft gefaald. De afgelopen 15 jaar bleef het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag van de Vlaming status quo rond de 5% (10% voor woon-werkverkeer); dit ondanks een verdrievoudiging van de middelen. Een puur aanbod gestuurde visie, leidde zo, samen met de ‘alles gratis politiek’, tot weinig efficiëntie, een lage kostendekkingsgraad, en verleidde de Vlamingen niet om de overstap te maken naar het bus- en tramvervoer. Dit moet anders én vooral beter.
Het openbaar vervoer dient op een meer kostenefficiënte en vraaggerichte wijze georganiseerd te worden. Niet alleen wat betreft de interne werking van de VVM De Lijn, maar uiteraard ook wat betreft de organisatie en de exploitatie van het bus- en streekvervoer. Het beter laten aansluiten van het aanbod op de reële vraag (aangepaste frequentie, voertuig op maat,…) zal meer mensen er toe bewegen de overstap te maken naar openbaar vervoer. Bovendien draagt het bij tot een betere kostendekking.
In het regeerakkoord is opgenomen dat de Vlaamse regering het huidige vervoersmodel voor het bus- en streekvervoer wenst te hertekenen. Bedoeling daarbij is om te evolueren van het model van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid. N-VA pleit voor één onafhankelijke instelling als regisseur van onze mobiliteit. Dat orgaan moet de mobiliteit in Vlaanderen regisseren.
“Het voordeel van zo’n onafhankelijke regisseur is dat het een objectievere speler zal zijn, die met een onbevangen blik knopen zal durven doorhakken”, aldus De Ridder. “De N-VA ziet voor de VVM De Lijn een rol in gebieden die veel reizigers tellen. Daar moeten op regelmatige tijdstippen verschillende bussen en trams rijden. Waar nodig willen we die lijnen dan ook versterken. Tegelijk willen we, in de meer landelijke gebieden met weinig reizigers, alternatief vervoer voorzien, zoals de taxisector, buurtbussen ...
“We vragen dan ook in een resolutie aan de Vlaamse regering om werk te maken van de ontdubbeling tussen regie en exploitatie”, aldus Annick De Ridder. “De onafhankelijke regisseur zal dan een nieuw, gestructureerd vervoersnet uittekenen. Dit zal bestaan uit het kernnet, met hoogfrequente verbindingen, een aanvullend net dat dient tot toeleiding van het hoofdnet en een laagintensief net met alternatieve (private) vervoersconcepten. Ook wordt de dienstverlening voor mensen met een beperking maximaal ingebed in het systeem.”